Een paar jaar geleden heb ik afstand gedaan van mijn favoriete wollen winterjas. Ik had hem 10 jaar geleden gekocht en droeg hem nog maar heel af en toe. Eigenlijk was het geen mooie jas meer, door slijtage van de kraag, kale randen aan de mouwzoom en aan de voorrand. Niet iets om als kleermaker waardig mee voor de dag te komen.

De reden waarom ik deze jas lang bewaard heb was het feit dat hij zo behaaglijk was. De wollen stof, compact en dicht geweven, hield de lichaamswarmte goed vast. Bijvoorbeeld wanneer ik met de trein moest reizen, in deze jas goed te doen op winderige stations.

Dit kwaliteitsaspect staat in schril contrast met de wollen jassen die ik nu in de winkel zie hangen. De wollen mantelvelours is veel dunner en soepeler; lichter in het dragen. Het percentage wol dusdanig dat het zelfs geen ‘woolblend’ mag heten – ook daarvoor is een minimum vereist. Als ik dit soort materialen aanraak ervaar ik meteen dat zweterige polyester fleece gevoel, wat ik niet erg prettig vind. De huidige hightech stoffen zijn goed gemaakt en bieden comfort, maar voor mij voelt het erg oncomfortabel wat warmte betreft. Daarnaast houd ik van een mooie overjas, om te dragen en om te zien.

Daardoor denk ik vaak nostalgisch terug aan mijn textieldocent op de opleiding, ruim 30 jaar geleden die het had over ‘het vollen van wol’. Een procedé waarin wollen stoffen gecontroleerd vervilt worden en in vorm blijven. De stof wordt daardoor compacter en dichter van structuur, bijna winddicht en daardoor heerlijk warm. Een nabewerking van wol welke onder andere werd toegepast in loden mantelstoffen. ‘Loden’ was de benaming, ook vanwege het gewicht, want zo’n jas was toch wel zwaar in het dragen. Het is even zoeken, maar die materialen zijn nog steeds te vinden. Soms zie ik zelfs een ‘jagersjas’ in het straatbeeld.

Tegenwoordig merk ik dat mijn leveranciers steeds vaker praten over ‘cashmere’ als mantelstof of coating. Het is één van de zachtste wolsoorten en door de luchtigheid van de vezel nog warmer dan ‘gewoon wol’. Het is echter een duurdere vezel omdat het van de cashmere-geit wordt geschoren, een dier wat niet zo veel voorkomt als de schapen die ‘gewone wol’ leveren. Behalve dat de vezel kostbaar en zacht is heeft het ook een keerzijde, de zachtheid maakt het gevoeliger voor slijtage en motten zijn er dol op.

Voor een klant die zijn overjas of jasje als gebruiksvoorwerp ziet zal ik dus niet snel cashmere aanraden. Vanwege de kostbaarheid in materiaal en maakloon is het door slijtagegevoeligheid zonde om zo’n mooi kledingstuk voor dagelijks gebruik aan te wenden. Hoewel ik zeker van mooie materialen houd en een zijden glans als toevoeging in een stof voor een jasje erg kan waarderen vind ik het belangrijk dat materiaal mooi blijft en niet te kwetsbaar is.

Desondanks – anders kijken naar een goede winterjas – ik houd daarvan. Inspirerend zijn de foto’s van ‘Pitti Peacocks’ – bezoekers van de mannenmodebeurs Pitti Uomo in Florence – die graag opvallend in stijl uitpakken met hun outfits, inclusief hun overjas. Meestal gemaakt van bijzondere en eigentijdse materialen met kleur of fraaie grovere structuren, zonder in te boeten aan behaaglijkheid. Inmiddels heb ik een paar leveranciers gevonden die wat meer lef hebben in het coatingaanbod voor mannen. Of die fraaie warme mantel voor haar, ook in een goede kleur. Een goede aanvulling op wat doorgaans aangeboden wordt als donkere basis in zwart, antraciet, donkerblauw of – wat lichter – camel.

De loden jas kan wat kwaliteit betreft nog steeds mee, maar dan meer hedendaags vormgegeven in plaats van de klassieke jagersjas met rugplooi of de houtje-touwtje-jas. De tijden zijn veranderd, maar kwaliteit en comfort raken nooit uit de mode. Als er iets is waar je terecht heimwee naar kunt hebben dan is het dat.


Street style from Pitti Uomo 95, Winter 2019,
Photography by Robert Sheie (Creative Commons).